Een koningin meet met haar voorpoten de grootte van een raatcel. Zo weet ze welke eitjes ze erin moet stoppen. In een grote cel legt ze een onbevrucht eitje, dat worden mannetjes (darren). In een gewone cel voegt ze bij het eitje ook sperma uit haar spermatheek. Zo wordt dat eitje bevrucht en wordt het een werkster (of eventueel koningin).
Om te bouwen hebben bijen elkaar nodig. Ze gaan aan elkaar hangen om de afstand te meten en een bijenwasketting te maken.
Vorm hand in hand een ketting en meet zo
de afstand tot 3 punten.
1 persoon = 1 eenheid!
(A naar B) x (A naar C) x 1500 = …. ?
Het cijfer dat je nu bekomt is het aantal bijen in een volk tijdens de zomer! Dat is een heleboel en 4x meer dan een wintertros bijen.